top of page
Recent Posts
Featured Posts

Go South (of: 'Vekeman voor gevorderen')

Iets tussen een recensie en een reisverhaal en ook het vervolg op 'Vekeman voor beginners'.

Go south! Daar wacht je de Spaanse zon die eindeloos op je kop straalt en je haar blondeert zonder dat je naar de kapper hoeft. Alleen was het achter ons dat het opklaarde. De Berg lag kop omhoog in de wolken, de hele week lang. De Berg wordt ook soms de Grond genoemd. In verband met deze niets aan de verbeelding overlatende naamkeuzes kan ik meegeven dat onze kat ‘Poes’ heet en de eend van vroeger ‘Eend’. Het zijn de enige poes, berg en eend die iets betekenen voor ons. Wij kunnen ons niet vergissen over welke berg of poes het gaat en zij zelf ook niet. Ook mijn auto heette vroeger geheel rechtlijnig 'Truck', maar onze vriend C. heeft zich daar eens mee gemoeid. Tegenwoordig heet hij 'Taliban' en die van mijn man heet 'Jef'. Die nieuwe namen zijn zeker heel erg toepasselijk en een pak intelligenter, maar je moet al weten dat de Taliban een Toyota pick-up is, bouwjaar 1998 en de Jef een bedrijfsvoertuig gesponsord door Colruyt, om te vermoeden waarop de namen slaan. 'Waarom geven jullie aan alles namen,' vroeg G. 'en wanneer beginnen we aan het aperitief? Het is al elf uur.'

Daar zaten we dus, op de Berg, de ene die geen epitheton behoeft. De olijfbomen hielden hun bloesems in beraad. Het was stil en het goot water van ‘s morgens tot ‘s avonds. Nog nooit meegemaakt. De korstige aarde zoop van het water met grote overgave, de kleuren van de bomen en het onkruid werden van uur tot uur minder vaal. Het groen begon zilverachtig te schitteren in de regen en het schaarse zonlicht. Ook niet slecht, zei mijn man, door een druipend raam naar buiten turend. Hij dacht al aan de oogst. Wij lieten de haard branden, gingen enkel buiten om tussen de druppels door om vers hout te hollen en hadden verder uren tijd om te lezen. In een bolletje in zetel of in bed, met de petsel, want er is geen elektriciteit op de Berg. Eigenlijk is dit een kleine leugen, want we bouwden ook een pizzaoven en aten op de laatste dag een ei dat daarin gebakken was. Den Berre heet die oven, naar de maker ervan, onze vriend, Berre genaamd.

Maar het regende wel degelijk erg veel voor Spanje en zo gebeurde het dat ik alweer een C. Vekeman ter hand nam, de tweede al in zeer korte tijd. Ik was naar de plechtige boekvoorstelling geweest van ‘Mensen zoals ik’ en had me daar zeer goed vermaakt. De Nederlandse eminentie die was opgetrommeld om te vertellen over het boek presteerde het boekhandel Walry te bedanken voor de puike organisatie in plaats van Limerick. O plaatsvervangende schaamte, het publiek kon niet kiezen, het gromde en gierde het uit, maar de spreker herhaalde zijn vergissing nog een paar keer. Zo werd het toch nog een grap. We hoorden een stukje uit het boek dat erg veelbelovend was. J. en ik keken elkaar aan. Dat zit goed, dachten we synchroon.

Er waren cowboys bij de vleet, allerlei soorten bier en real fine country music, gedraaid door een schitterende cowboy in een glanzend pak. Een enkele aanwezige, collega zeer goede schrijver van het feestvarken, kon er niet van genieten, maar ik vond het prachtig en het speet me dat ik mijn eigen hoed niet had opgezet, één van de veertig. In alle kleuren heb ik er. Ze liggen op de zolder sinds het communiecowboyfeest van onze dochter. Net zoals bij Een Bijzondere Vrouw begon ik aan het boek met totale overgave en de doodeerlijke intentie alles wat ik zou lezen op mijzelf te betrekken. Al vlug bleek dat moeilijk, want ik kan me weinig voorstellen bij een bijbalontsteking en me onmogelijk inleven in een man die er een heeft. Ik probeerde er niet te veel aan te denken, maar je kunt je brein niet vragen om ergens niet aan te denken. Bovendien speelde ‘De Bijbal’, die in mijn ogen al vlug een eigennaam verdiend had, ook in het boek steeds weer op, net als ik hem juist weer een beetje vergeten was. Al vlug vroeg ik me regelrecht af of ik er mee weg zou komen in een mogelijke roman of kortverhaal, van begin tot eind een prikkerige schimmelinfectie mee te slepen zonder dat iemand er aanstoot aan zou nemen, zoals Vekeman zijn desintegrerende bijbal. Gaea Schoeters zou wellicht luidkeels beweren van niet. (Ik hou van Gaea hoor, lees dit eens, dan zul je merken waarom: https://www.gaeaschoeters.be/krant/vav/) Toch ging ik door, ik wilde net als iedereen die het boek zal lezen en eerlijk is met zichzelf, weten of ik misschien ‘een mens ben zoals ik’. Al lezend maakte ik lijstjes in mijn hoofd. Mijn pick-up, mijn voorliefde voor een Ford Mustang (niet met witte streep, maar rood of okergeel en van voor 1985), De Berg, de veertig cowboyhoeden op mijn zolder, de twintig uur muziek van Johny Cash op mijn ipod en mijn bij wijlen tegen de psychose aanschurkende fantasie spraken flink in mijn voordeel, vond ik. Ooit, de maandag na het zien van ‘Walk the Line’, was ik in een opperbest humeur verkerend, op Imperial College London een vergadering van academici binnengestapt. ‘Hi, how are y’all’ riep ik ter begroeting. Ik vond dat dat mij heel goed afging en speciale krachten voeren in mij. Toen lanceerde ik met zoveel zonnigheid mijn laptoptas over de tafel, dat die er aan de andere kan weer afviel. Dit had mij toen de verbijsterde blik van alle aanwezigen opgeleverd, maar het voorval bracht me nu zeker een pluspuntje op als het erop aankwam als ‘een mens zoals ik’ te worden aangemerkt. Uiteraard was er ook nog de wolf op de cover, maar ik kon geen aanspraak maken op een bijbalinfectie, de voorliefde voor fluwelen cowboypakken en ook niet op de echte cowboyhoeden waar mensen ‘zoals ik’ mee dwepen, want de mijne komen uit de Action. Een Buck heb ik ook niet, maar wel een Opinel. Dus misschien alles bij elkaar toch 5 op 10? Het boek zelf krijgt veel meer van mij. Alle sterren die er zijn. Ik begrijp de recensenten niet die beweren dat er te weinig plot in zit. Niet iedereen heeft nood aan penetratie met bezemstelen en traag wegsmeltende perversiteit, hoor. Gewone alledaagse, enigszins discrete ontaarding vind ik persoonlijk prima. Geloof mij vrij. Het is een heerlijk boek, fantastisch geschreven, vol sublieme zelfspot, hilarisch, maar ook schoon en zeker iets voor mannen. Maar omdat ook vrouwen het zullen lezen, is het wel een tikje onvoorzichtig, dit boek. Ik wil de schrijver die al bang van aard is zeker niet banger maken, maar Vekeman gaat hier last mee krijgen. Hij zegt dat hij nieuwe vrienden zoekt, maar er gaan vooral figuren opduiken die hem willen helpen, heksen of zelfverklaarde engelen, die denken hun weg te weten met De Bijbal en zeker ook met al de rest. Het is een groot geluk dat Vekeman in het boek af en toe gewag maakt van zijn vrouw en ik zou haar niet meer op reis laten vertrekken, maar haar steeds zichtbaar in de buurt houden, mocht ik hem zijn. Toch vrees ik dat dit niet voldoende zal zijn. Daarom een welgemeende oproep aan het richting Gent opschuivende Leger des Heils van voor de gelegenheid in boots ‘n jeans gehulde cowboyfluisteraars. Denk twee keer na en vraag u altijd, maar dan ook altijd eerst af: wordt uw hulp gevraagd? Het is niet omdat u er niet tegen kunt dat iemand in uw buurt ongelukkig is, twijfelt en worstelt met zichzelf, dat dit u het recht geeft om ongevraagd in te grijpen. Lees het boek, lach u een bult, pleng een traan, vraag u terecht af of er misschien toch een god bestaat, man of vrouw, al wie een bijbal heeft, al wie een man met een bijbal heeft, of iemand kent die er een heeft, het boek is zeker iets voor u, gevorderd of niet, beleef het, heb medelijden, bedenk goede raad zoveel u wil, maar hou het allemaal voor uzelf en gun de schrijver zijn afzien. Er komen immers schitterende boeken van.

***

Nu zijn we weer thuis en het is prachtig weer. Ik moet dringend eens aan “Zuivering” van Tom Lanoye beginnen. De voorstelling in Sint-Niklaas was uitmuntend. We hebben de ganse neo-liberale wereld onder de mat zien schoffelen en hoe. Dus... watch this space!

Kristien De Wolf Www.kristiendewolf.com (auteurswebsite)

Search By Tags
bottom of page